Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:

Radio, tv, telefoon, etc. algemeen.


Belt en computert u via één kabel? Dat lijkt hypermodern, maar is het niet.
Voor de volgende onderwerpen ga naar:

radio via de draadomroep;
televisie via de antenne, de schotel en de kabel;
telefoon;
masten;
divers;



 

Radio via de draadomroep:

bron: internet Radio luisteren via een centraal antennesysteem — zij het met een zeer beperkt aanbod — was vooral in de naoorlogse jaren een wijd verbreid verschijnsel. bron:   internet
De eerste radiocentrale in Nederland dateert uit 1924.
Daarna rezen radiocentrales als padde-stoelen uit de grond. Het ging zelfs zo goed dat het er op leek dat de radiodistributie de eigen radio zou verdringen.
Begin 1940 gingen alle particuliere radiocentrales verplicht over in handen van de PTT, hetgeen tot een aanzienlijke afname van het aantal abonnees leidde.
Een korte opleving volgde in 1943, toen de Duitse bezettingsmacht verordonneerde dat alle radiotoestellen dienden te worden ingeleverd;   de - goed te controleren - radiodistributie was van dit verbod uitgezonderd.
Na de oorlog werd de radiodistributie door de PTT gecontinueerd. De naam "draadomroep" werd geïntroduceerd omdat het woord "distributie" een te negatieve klank had gekregen.

De ontwikkeling van het aantal abonnees op de draadomroep bleef echter ver achter bij de groei van het eigen toestelbezit, zodat de grote noodzakelijke investeringen niet werden terugverdiend.

De komst van nieuwe zenders, zoals de populaire radiopiratenstations, die vanzelfsprekend niet via de draadomroep werden verspreid, en de introductie van (stereo) FM radiosignalen, die een enorme kwaliteitsverbetering met zich mee brachten, zorgde ervoor dat de investeringen in de draadomroep zich niet konden terugverdienen. In 1975 is de laatste radiocentrale gesloten.


 

 

De simpele luidspreker verbonden met een snoertje aan de forse keuzeknop waarmee de ontvangst in de huiskamer kon worden afgestemd op drie tot vier kanalen verdween uit het interieur.

De kans dat je resterende bekabeling nog tegenkomt is erg klein.
klik hier om naar boven te gaan



 

Televisie via de antenne, de schotel en de kabel:

bron tekstfragmenten:    internet
 

De antenne:
In de jonge jaren van de televisie (na 1951) kocht iedereen met het toestel tegelijk een antenne. Dat was destijds de enige manier om het signaal op te vangen.

De toenemende populariteit van de televisie zorgde voor een woud aan antennes op de daken. Zo'n dertig jaar geleden kwam daar met de komst van de eerste centrale antennesystemen voor televisie langzaam aan verandering in.

In 2006 komt er een eind aan de ontvangst van televisie beelden via de antenne als Nederland 1, 2, 3 en de regionale televisie omroepen in de nacht van 10 op 11 december digitaal worden. Mensen die nog televisie keken met een harkantenne moeten voor die tijd zijn overgestapt op digitale ethertelevisie, de kabel, satelliet of op tv via internet. De antennes verdwenen in rap tempo, maar al je goed om je heen kijkt zie je de restanten in de bebouwde kom nog overal. De binnenbekabeling is meestal wel verdwenen omdat deze zelden weggewerkt was.
 

De schotel:
Een schotelantenne wordt voornamelijk gebruikt om signalen van een satelliet te ontvangen en bestaat uit een reflector in de vorm van een parabolische schotel en een ontvangstkop die de eigenlijke antenne bevat. De reflector bundelt de radiogolven en concentreert deze op de ontvangstkop. Geschiedenis:
Het satelliettijdperk begon in 1957 met de lancering van Spoetnik.
De eerste echte communicatiesatelliet, de Telstar, werd in 1962 in een elliptische baan rond de aarde gebracht.
In 1964 werd door een aantal nationale PTT's, de International Telecommunications Satellite Organisation (Intelsat) opgericht. Hun eerste satelliet, de Early Bird, werd in 1965 in omloop gebracht. Dit was tevens de eerste satelliet die van de geostationaire baan gebruikmaakte.

De satellieten in de geostationaire baan worden voor verschillende doeleinden gebruikt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen telecommunicatiesatellieten en direct broadcast satellites.
De telecommunicatiesatellieten zijn niet bedoeld voor de consument, maar zorgen voor een verbinding vanaf opnamestudio's naar ontvangststations van kabelmaatschappijen. Dat laatste wordt een feed genoemd.

Deze "feed”-satellieten zijn ook door iedereen met een grote (draaibare) schotel van 1 meter doorsnede te ontvangen.

Ook de schotels, zoals we die thans nog kennen, zullen uiteindelijk uit het straatbeeld gaan verdwijnen.

Een schotelantenne kan onder bepaalde voorwaarden zonder vergunning op, aan of bij een gebouw worden geplaatst.
Deze voorwaarden zijn:
-    de doorsnee van de schotelantenne is minder dan 2 meter;
-    de hoogte van de antenne (inclusief drager) is minder dan 3 meter;
-    de antenne is achter het voorerf geplaatst;
-    bij een inpandig balkon aan de voorkant dan moet de schotelantenne achter de voorgevel worden geplaatst;
-    het gebouw is geen monument en valt niet onder een beschermd stads- of dorpsgezicht.

Maar wat is het voorerf ?   Kortom veel is mogelijk en toegestaan.
 

De kabel:
In Europa verschenen de eerste kabelnetten in gebieden waar ontvangst van normale televisiesignalen moeilijk of zelfs geheel onmogelijk was, zoals in bergachtige gebieden.
Nederland is echter vlak.
Kabeltelevisie was derhalve in de eerste jaren van de televisie beslist geen noodzaak.

Dit veranderde toen in steeds grotere delen van ons land mogelijk werd om de Duitse en Belgische televisie te ontvangen.
De antennes schoten als paddestoelen uit de grond.
Op sommige plaatsen werden – om de kosten te drukken – zogenaamde GAI’s en CAI’s opgericht, de Gemeenschappelijke Antenne Inrichtingen waarmee hele flatgebouwen of de Centrale Antenne Inrichtingen, die zelfs hele wijken, dorpen en steden van televisiesignalen werden voorzien.

Een groot gedeelte van Nederland bleef echter verstoken van buitenlandse televisieprogramma’s, en nog wel het dichtst bevolkte deel, de Randstad. ' In Rotterdam, Den Haag, Amsterdam, Haarlem, Leiden, de Bollenstreek enzovoort was het onmogelijk om zowel België als Duitsland te ontvangen.
Daarmee werd het idee van de kabeltelevisie geboren

In snel tempo werd Nederland bekabeld, waarbij de aansluiting helaas in veel gevallen kwaadschiks gebeurde als iemand niet direct een abonnement nam. Met antenne verboden en andere trucs zoals het zogenaamd kettingbeding werd de kabel ingevoerd.

Deze kabel kwam in de bestaande huizen op willekeurige plaatsen naar binnen. E.e.a. was afhankelijk van waar de buitenkabel liep, wel of geen meterkast aanwezig, waar stond de tv, etc. De coax-binnenbekabeling werd aan de plint bevestigd en was zelden of nooit weggewerkt.
Bij nieuwbouw werd vooraf één punt in de woonkamer bepaald waarnaar de kabel weggewerkt werd doorgetrokken. De enige bemoeienis die de bouwkundige tekenaar hiermee had was het op de bestektekening zetten van het betreffende symbool voorzien van de benaming CAI.

Aan het begin van de jaren zeventig kwam het besef dat kabel ook uitstekend gebruikt zou kunnen worden voor lokale radio- en televisie omroep.
Maar dit was nog maar het begin van de enorme uitbreiding aan kanalen die de kabel mogelijk maakte.
klik hier om naar boven te gaan



 

(Huis)telefooninstallatie analoog:

bron:    www.robkalmeijer.nl/techniek/telecom/huisinstallaties_analoog/

Tot omstreeks 1985 was alle telefoonapparatuur in Nederland eigendom van de PTT.
Er was toen geen scheidingspunt (IS/RA-punt)tussen de apparatuur en bekabeling van de PTT en de abonnee.

Toen het de abonnee werd toegestaan zelf aan de installatie binnenshuis te werken, werd een IS/RA-punt noodzakelijk.
De (telefoon)kabelexploitant, in Nederland KPN Telecom, is verantwoordelijk voor de bedrading en apparatuur die voor het IS/RA-punt zitten (in het geval van ISDN loopt de verantwoordelijkheid van KPN door tot de NT1).

In oudere huizen (gebouwd voor/rond de jaren zeventig) is het IS/RA-punt meestal in de woonkamer te vinden.
Een oudere uitvoering bestaat uit een lasdop.
Bij moderne woningen is het IS/RA-punt een aansluitkastje in de meterkast en valt de leiding van meterkast naar het telefoonstopcontact in de woonkamer onder verantwoordelijkheid van de abonnee.
klik hier om naar boven te gaan



 

Analoge en digitale antenne masten:

Voor de plaatsing van antenne-installaties gelden wetten en regels.
Deze worden zowel op gemeentelijk als op provinciaal en nationaal niveau vastgesteld.
Ook internationaal zijn er wetten, regels en verdragen die van toepassing zijn bij de plaatsing van een antenne-installatie.

De verantwoordelijkheden van de diverse overheden zijn in het Nationaal Antennebeleid vastgelegd.
hieronder vallen:
-    de verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordeningaspecten;
-    de beoordeling en normstelling met betrekking tot de effecten van elektromagnetische velden op mens en milieu;
-    de veiligheidsaspecten van gebruikte apparatuur voor mobiele netwerken;
-    de uitgave van de benodigde vergunningen voor het gebruik van frequenties die nodig zijn voor de draadloze en mobiele toepassingen.
-    etc.

Bij omgevingsvergunningplichtige antennes is de gemeente verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening en bouwkundige procedures conform de Wabo en het Bouwbesluit.

Antenneregister:
Ondanks het verdwijnen van de hierboven genoemde tv antennes zijn er veel meer antennes, op daken en in masten, in je eigen omgeving dan je in eerste instantie denkt.
Via het antenneregister kun je zien waar deze antennes in je omgeving staan en wat voor antennes dit zijn.
Het antenneregister is te vinden op de site van het Antennebureau (het informatiebureau van de Rijksoverheid over antennes voor draadloze en mobiele communicatie).

In het register staan vrijwel alle vast opgestelde antenne-installaties met een zendvermogen groter dan 10 decibel Watt (dBW) alsmede de antennes van radiozendamateurs.

Zie naaststaand voorbeeld van het centrum van Culemborg.
 

 

Oude verdwenen masten:
In 1915 waren er in Culemborg ruim vijftig telefoonaansluitingen. Het telefoonnet was nog bovengronds en de telefoondraden waren bevestigd aan hoge masten die tot na 1930 nog in de verschillende straten stonden opgesteld.
Zo stonden er o.a. masten in de Zandstraat, Prijssestraat, Tollenstraat, Ridderstraat en op de Markt. De grootste en ook de allerlelijkste paal stond tegenover het oude postkantoor op de markt vlakbij het stadhuis.

voor artikel over de telefoonaansluitingen in 1915 van het genootschap Voet van Oudheusden (telefoongids 1915) zie de verwijzingen naar van externe sites van derden.
 

 

 

De zendamateur mast:
Een zendamateur is een hobbyist die voor zijn plezier contact legt met andere zendamateurs.
Veel zendamateurs bouwen hun eigen zenders en bijbehorende antennes voor het doen van experimenten.
Nederland telt ongeveer 12.000 zendamateurs. Zendamateurs hebben een examen af moeten leggen en staan geregistreerd bij Agentschap Telecom. Daarmee zijn zij bevoegd om te zenden en te ontvangen met hun antenne.
 

 

 

 

 

digitale masten:
Een vaste verbinding is een straalverbinding tussen twee punten die gebruik maakt van radiogolven.
Een vaste verbinding wordt altijd opgezet tussen twee vaste punten;    een zend- en ontvangstantenne die bevestigd zijn aan een mast of op een gebouw. Hierbij wordt gebruik gemaakt van antennes met een grote antenneversterking. De antennes moeten dan ook op elkaar gericht worden.
Vaste verbindingen zijn met name geschikt voor het overbruggen van kleine(re) afstanden tot enkele tientallen kilometers.

Een vaste satellietverbinding is een vaste verbinding waarbij één van de vaste punten een geostationaire satelliet is.
Een satelliet wordt geostationair genoemd als hij ten opzichte van het aardoppervlak niet beweegt.

Voor de communicatie is direct zicht tussen beide zenders nodig.
Bomen en bebouwing geven reflecties en demping. Ook vlak over een gebouw of bomenrij scheren geeft al extra demping. Vandaar dat je deze zenders in stedelijk gebied meestal tegenkomt op hoogbouw met plaate daken. En wel op hoogbouw dat in bezit is van één eigenaar.
In stedelijk gebied dat valt onder beschermd stadsgezicht is e.e.a. iets problematischer. De enige hoogbouw die je hier meestal tegenkomt zijn kerktorens en de Gemeentelijke Monumentenzorg is geen voorstander van zichtbare zenders. De tijd van weleer (zie "oude verdwenen masten") is voor hun voorbij.

Dergelijke bouwsels op het dak is geen sinecure, zowel constructief als bouwkundig.
Ook ontwerptechnisch zal veel moeten worden uitgezocht i.v.m de installatie problematiek inzake kabelverloop, etc.

Voor het lopen- en het werken op daken;    het transport van de kabels;    en andere mee rekening te houden onderwerpen
zie  beloopbare daken bij het onderdeel "Daken - Platte daken".
zie  in verband met de veiligheid het onderwerp "Werken op daken" bij het onderdeel "Daken - Algemeen".
zie  het onderwerp "Vluchtwegen in gebouwen" bij het onderdeel "Ontwerpproces - Ontwerpproces algemeen".

zie  het subonderwep "kabel- en wandgoten" bij het onderwerp "Electra installaties algemeen" van het onderdeel "Installaties - W-G-E".

zie  het subonderwep "bliksemafleiders" bij het onderwerp "Daken algemeen" van het onderdeel "Daken - Algemeen".
zie  het subonderwep "glazenwasintallatie" bij het onderwerp "Gevelonderhoud" van het onderdeel "Buitenschil - Onderhoud".
klik hier om naar boven te gaan



 

 

 

 

 

Divers:

Ook dit kan je tegenkomen.
De mast voor de maandelijkse sirene.
 

 

 

Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
dd: 21-08-2016

 

 
klik hier om naar boven te gaan